Groepsfoto

Op de foto de staatssecretaris Steven van Weyenberg en verantwoordelijken van OCW en RVB, met de directies van de rijksmusea.

Huis Doorn vanaf 2024 zelf verantwoordelijk voor onderhoud gebouwen.

Op 20 december jl. werd het proces van verzelfstandiging rijksmusea, waaronder Rijksmuseum Huis Doorn, afgerond met de ondertekening van nieuwe huurcontracten tussen de Staat en elk van de 17 rijksmusea. Hiermee zijn deze musea nu volledig zelf verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van hun gebouwen.

Bij Museum Huis Doorn gaat het om het (hoofd-)Huis zelf, de Oranjerie, het Poortgebouw, het Paviljoen en enkele kleinere gebouwen. Ook zal op korte termijn het Dienstengebouw -beoogd nieuw expositiegebouw- van de Staat worden gehuurd.

Huis Doorn is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en het ministerie van OCW erkentelijk voor de professionele manier waarop dit traject, in samenwerking met de musea, is verlopen. Ook zijn we erg blij  dat we nu zelf onderhoud en verduurzaming, waarvoor OCW de nodige middelen verstrekt, kunnen managen.

Munster 1

Regierungspräsident van de regio Münster in Duitsland bezoekt Museum Huis Doorn

Hij werd begeleid door Jacco Pekelder, hoogleraar Nieuwere en Nieuwste Geschiedenis van Nederland aan de Universität Münster.

Duitse geschiedenis in Nederland
De belangstelling van Bothe ging uit naar de geschiedenis van de laatste Duitse keizer Wilhelm II en zijn verblijf als balling in Doorn (1920-1941). Ook de rol van Museum Huis Doorn in het hedendaagse museale bestel en de positie die het museum inneemt in actuele debatten rondom thema’s als kolonialisme, vluchtelingen en oorlog en vrede hadden zijn belangstelling.

Museum Huis Doorn bekleedt een bijzondere plaats in de Duitse geschiedenis door de bewoning van Wilhelm II die het einde markeert van Duitsland als keizerrijk. De stad Münster op haar beurt neemt een belangrijke plaats in in de Nederlandse geschiedenis, door o.a. de Vrede van Münster in 1648 die een einde maakte aan de 80-jarige oorlog.

Onderwerpen die tijdens de rondleiding aan de orde kwamen waren de relatie van de Duitse keizer en het Nederlandse koningshuis en de daaruit voortkomende verbondenheid met Duitse partnerorganisaties. Ook was de gezamenlijke wens tot samenwerking onderwerp van gesprek.