Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, had Paul Renouard zijn carrière eigenlijk al achter zich. Hij was een van de grote tekenaars van het fin-de-siècle en de belle époque. Op zijn veertiende was hij naar Parijs gegaan, waar hij allerlei baantjes had, onder meer als loopjongen en als huisschilder. Ondertussen volgde hij onderwijs op de Académie des Beaux-Arts. Eenmaal ontdekt, portretteerde Renouard in tekening - tekenen was zijn talent - talloze bekende tijdgenoten, schilders, musici, toneelspelers, politici en andere bekenden. Ook de grote gebeurtenissen van zijn tijd ving hij in beelden; de Dreyfus-affaire met alles wat daarop volgde, de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, de begrafenis van koningin Victoria en de kroning van Edward VII, de 75ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid en de Wereldtentoonstelling in Luik in 1905. Dit werk werd onder meer gepubliceerd in geïllustreerde tijdschriften als L'Illustration, Paris Illustré en The Graphic, waarvan Renouard zo’n dertig jaar medewerker was en waarvoor hij jarenlang in Londen leefde. Daar was ook het dagelijks leven zijn onderwerp; het Parlement, de dokken, East-End, het Leger des Heils, de groot-burgerlijke en de pauper wijken. Voor Parijs deed hij later hetzelfde. Vincent van Gogh sloeg Renouards schetsen hoog aan en was een bewonderaar van diens kunst om het leven te treffen. Bij zijn overlijden in 1924 werd Renouard de chroniqueur, de reporter in tekeningen van de moderne tijd genoemd.
Bijschrift foto: Charles Paul Renouard (Cour-Cheverny, 5 november 1845 - Parijs, 2 januari 1924), lithografie op papier, zonder titel, voorstelling van een slaapzaal. Gesigneerd rechtsonder, geen oplageverantwoording.
Aan de Frans-Duitse oorlog van 1870 had Renouard als vrijwilliger deelgenomen. In 1914 was hij bijna zeventig en te oud om opnieuw onder de wapenen te gaan. Hij kreeg echter toestemming om in het oorlogsgebied te reizen en daar schetsen te maken. Die werkte hij uit in divers grafiek. En daar wordt het raadselachtig.
In de vele artikelen die rondom zijn dood verschenen wordt niet alleen geschreven dat Renouard de laatste jaren van zijn leven vooral wijdde aan zijn oorlogswerk, maar ook, dat dat resulteerde in de uitgave van een map getiteld La guerre (1914-1918), trente compositions gravées sur cuivre. De gravures werden geprezen als “vastes et d'une émotion poignante, [qui] constituent les plus vivants documents que nous possédions sur les événements de 1914 à 1919“ (Athéna. Revue mensuelle d'art et de littérature 1 juni 1922). Een dergelijk werk heb ik echter nergens kunnen vinden, niet in een bibliotheek of prentenkabinet en niet in de handel. En eerder, bijvoorbeeld in de Gazette des Beaux-arts van januari 1917, werd geschreven dat Renouard zijn oorlogsindrukken verwerkte in “un grand album in-folio en cours d’exécution (10 eauxfortes et 20 lithos)”. Elders is er weer sprake van een serie “etsen en droge naald” van Renouard over de oorlog (François Courboin, La gravure en France. Des origines à 1900, 1923).
Hoe dan ook, er zijn oorlogslithografieën van Renouard en met de bruikleen beschikt Huis Doorn nu over zeven exemplaren. Twee daarvan verdienen deze keer aandacht. Ze zijn zowel typerend voor Renouard als voor de Eerste Wereldoorlog en de gevechten in de forten en onderaardse gangen.
Bijschrift foto: Charles Paul Renouard (Cour-Cheverny, 5 november 1845 - Parijs, 2 januari 1924), lithografie op papier, een voorstelling van drie soldaten in een gang. Gesigneerd linksonder, geen oplageverantwoording.
De grote gave van Renouard was, aldus het algemene oordeel, om taferelen uit het dagelijks leven zodanig vast te leggen, dat in een misschien onbelangrijk moment toch het wezen van de geschetste gebeurtenis werd weergegeven. Zijn tekeningen werden geroemd als waarheidsgetrouwe getuigen van hun tijd, voordat de fotografie die rol overnam. Om die reden waren er critici die Renouards werk persoonlijkheid en eigen emotie ontzegden. Ten onrechte, als u het mij vraagt. Kijk ik naar de twee hier afgebeelde scènes met soldaten, dan kan ik niet anders dan de criticus E.B. gelijk geven, die over Renouard schreef: “Ce sont des scènes entières, des petits tableaux de moeurs achevés. Ce sont des études très poussées de têtes, de gestes, de mouvements. Ce sont des documents humains, où la psychologie des personnages se révèle dans les jeux les plus variés de physionomie” (L'Amateur d'estampes. Organe de la Chambre syndicale des éditeurs et marchands d'estampes anciennes et modernes1924).
Want voor wie roepen deze beide tekeningen niet onmiddellijk de beelden en de verhalen op van de forten van Verdun, of elders, waar de Franse soldaten voor enkele uren slaap schuilden voor de nooit eindigende bombardementen? Of van de donkere, nauwe en bedompte gangen, waarin tot het bittere einde werd gevochten? De gangenstelsels van de Chemin des Dames? En ook hier komt de associatie op met een gedicht van de Engelse oorlogsdichter Wilfred Owen. Het is Strange Meeting, dat Benjamin Britten ook zo mooi in zijn War Requiem gebruikte:
“It seemed that out of battle I escaped
Down some profound dull tunnel, long since scooped
Through granites which titanic wars had groined.
Yet also there encumbered sleepers groaned,
Too fast in thought or death to be bestirred.
[...]”
De twee in dit artikel getoonde oorlogslithografieën van Renouard zijn vanaf 18 april te zien in het tentoonstellingspaviljoen van Museum Huis Doorn.
Wim Kuijpers
Verzamelaar en kenner van kunst uit en over de Eerste Wereldoorlog
Bruikleengever van een omvangrijke kunstcollectie uit de Eerste Wereldoorlog